Guido Gezelle – Gij badt op enen berg
Gij badt op
enen berg alleen,
en... Jesu,
ik en vind er geen
waar 'k
hoog genoeg kan klimmen
om U alleen
te vinden:
de wereld
wilt mij achterna,
alwaar ik
ga
of sta
of ooit
mijn ogen sla;
en arm als
ik en is er geen;
geen een,
die nood
hebbe en niet klagen kan;
die honger,
en niet vragen kan;
die pijne,
en niet gewagen kan
hoe zeer
het doet!
o Leert
mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!
Bespreking:
Dit gedicht
werd geschreven door Guido Gezelle. Hij was een Vlaamse priester en dichter uit
de 19de eeuw. Guido Gezelle staat vooral bekend om het mystieke
aspect dat hij in zijn gedichten verwerkt. Dit betekent dat hij erg veel belang
hecht aan het transcendente – wat de mens overstijgt – en dat hij streeft naar
een persoonlijke vereniging van zijn ziel met God.[1]
Dit gedicht is dan ook geen uitzondering: Gezelle beschrijft zijn wil om één te
zijn met Jezus/God en de moeite die hij heeft om dat te bereiken.
In de
eerste en tweede strofe omschrijft hij hoe hij Jezus wil bereiken, namelijk
door een berg te beklimmen die tot de hemel reikt. Hier slaagt hij echter niet
in en dat bezorgt hem erg veel pijn. Hij klaagt over het feit dat hij zich
onvoldoende kan distantiëren van de maatschappij ('De wereld wilt mij achterna').
Volgens hem is dit een voorwaarde om innig contact te kunnen bereiken met God.
Hij vindt het noodzakelijk om zich te kunnen afzonderen in de natuur om zelfs
maar een kans te maken op een vereniging met het transcendente.
In de derde
strofe draait het gedicht uit tot een regelrechte klaagzang: hij beklaagt zichzelf
om de pijn die hij lijdt en het feit dat hij er met niemand over kan praten,
wat deze pijn enkel versterkt. Hij heeft het over zijn armzalig bestaan,
hij die zo arm is en zoveel pijn lijdt. Het gedicht wordt afgesloten met een
laatste zinnetje, waarin Guido Gezelle vraagt hoe hij moet bidden, opdat hij op
een dag zijn ziel misschien eindelijk kan verenigen met God.
Deze foto geeft volgens mij mooi de essentie van het gedicht weer. Het gaat dan ook letterlijk om een man die op een bergtop aan het bidden is, net als Guido Gezelle doet in Gij badt op enen berg. Ik vind het ook een erg mooie foto met een opmerkelijke kleurencombinatie. Deze afbeelding roept volgens mij een nogal mysterieuze sfeer op en dat kan vergeleken worden met het mystieke dat in het gedicht aanwezig is.
Gerrit Komrij - Oorlogssonnetje
Loert daar geen terrorist achter het raam?
Ik hoorde het in de keuken ook al tikken.
Ik droom van mullah, mohammed, imam
En van de minste windstoot moet ik schrikken—
Een losse dakpan of een arabier?
Ik slorp het nieuws op. De tv staat warm.
Ik ben nerveus. Ik heb niet echt plezier—
Ik ben de gijzelaar van vals alarm.
De heren worden stichtelijk bedankt.
Ze stampvoeten en zijn alleen nog zoet
Als er ten minste één sirene jankt.
Wie speelt het in zo'n kleuterklasje klaar
Een oorlog af te wenden die al woedt?
Doe nu je oorlog maar, papkind, doe maar.
Bespreking:
Ik heb dit gedicht gekozen omdat het gaat over een erg actueel onderwerp, namelijk het terrorisme en de angst die er – al dan niet terecht – voor heerst. Gerrit Komrij neemt duidelijk een erg kritische houding aan tegenover de ongegronde angst die bestaat in de maatschappij voor terroristen en zelfs voor moslims, wat ik erg apprecieer. Zo leeft het ik-personage in het gedicht met een permanent gevoel van angst, hij is volledig paranoïde en denkt dat er om elke hoek een terrorist schuilt. Gerrit Komrij heeft – terecht, volgens mij – het gevoel dat elke moslim erg vlug geassocieerd wordt met een terrorist. In de derde en vierde strofe (na de volta), gaat Komrij de politieke tour op. Hij uit kritiek op ‘de heren’, die volgens hem schuldig zijn voor deze angst. Wie deze ‘heren’ zijn, is niet erg duidelijk, maar wellicht gaat het om bepaalde politici of zelfs de maatschappij als geheel.
Dit gedicht is, zoals in de titel vermeldt wordt, een sonnet. Nader onderzoek leerde me dat het gaat om een Italiaanse- of Petrarca-sonnet. Het gaat namelijk om een veertienregelig gedicht dat opgebouwd is uit twee kwatrijnen en twee terzines. Deze vormen respectievelijk een octaaf en een sextet. Bovendien volgt de wending – ook wel chute of volta genoemd – na het tweede kwatrijn. Zo is eerst sprake van nervositeit in het gedicht, er heerst namelijk een irrationele angst voor het terrorisme. Dit evolueert na de volta echter tot een eerder kritische en negatieve houding van de ik-persoon. De sfeer en de inhoud verandert dus volledig. Het rijmschema is ABAB CDCD EFE GFG.
De afbeelding die ik met dit gedicht wou associëren, spreekt voor zich. Het gaat om een cartoon die ons eraan herinnert dat bijlange niet elke moslim een terrorist is. Dit is iets dat erg vanzelfsprekend lijkt, maar elke dag opnieuw zijn duizenden moslims de slachtoffers van vooroordelen die alles behalve op hun plaats zijn. Hopelijk zal het tij op een dag keren en zullen moslims een waardig lid van de Westerse maatschappij uitmaken, zonder kwetsende vooroordelen.
Hendrik Marsman - De overtocht
De eenzame
zwarte boot
vaart in
het holst van den nacht
door een
duisternis, woest en groot
den dood,
den dood tegemoet.
ik lig diep
in het kreunende ruim,
koud en
beangst en alleen
en ik ween
om het heldere land,
dat achter
den einder verdween
en ik ween
om het duistere land,
dat flauw
aan den einder verscheen.
die door
liefde getroffen is
en door het
bloed overmand
die ervoer
nog het donkerste niet,
diens leven
verging niet voorgoed;
want de
uiterste nederlaag
lijdt het
hart in den strijd met den dood.
o! de tocht
naar het eeuwige land
door een
duisternis somberen groot
in de nooit
aflatende angst
dat de dood
het einde niet is.
Bespreking:
Dit gedicht
werd in 1926 geschreven door Hendrik Marsman. Het bestaat uit een kwatrijn,
twee sextetten en tenslotte nog een kwatrijn. Het rijmschema is – vooral in de
twee laatste strofes – erg onregelmatig. In de twee eerste strofes daarentegen
is er toch enige vorm van rijmen aanwezig, met rijmschema ABAC DEFEFE. In het
gedicht zijn heel wat metaforen aanwezig, zo verwijst Hendrik Marsman steeds
naar het ‘donkere’ of het ‘duistere’ wanneer hij de dood bedoelt of associeert
hij het leven dan weer met het ‘heldere land’. Verder zijn er niet al te veel
merkwaardigheden. Volgens mij gaat het Marsman dan ook meer om inhoud van het
gedicht en de sfeer die het met zich meebrengt dan om zijn stilitische kunde te
etaleren.
Het gedicht
gaat over de tocht naar de dood en de gevoelens die deze tocht opwekken bij
Marsman. Hendrik Marsman associeert men al snel met het vitalisme en dit is ook
in dit gedicht prominent aanwezig. In het vitalisme wordt het leven
verheerlijkt en staat de drang om een vurig en intens leven te leiden centraal.
[2]
Dit kan je volgens mij mooi terugzien in het gedicht: de tocht wordt beschreven
als een erg donkere en beangstigende ervaring. Hij kijkt dan ook met een erg
droefgeestig gevoel terug naar het leven; het heldere land dat in sterk
contrast staat met de duisternis waarmee hij de dood associeert. Hendrik
Marsman gaat de dood vol tegenzin tegemoet en dit past dus mooi in het plaatje
van het vitalisme. Opvallend vind ik dat de laatste versregel toch in contrast
staat met de rest van het gedicht: Marsman lijkt hier enigszins hoopvol dat de
dood misschien toch niet het einde is.
Wat ik
vooral zo mooi vond aan dit gedicht – en dit is ook meteen de reden waarom ik
het gekozen heb – is de sfeer die het oproept. Er heerst namelijk
een erg duistere en beangstigende stemming, die van het lezen een erg unieke ervaring maakt. Ik heb dan ook gezocht naar een foto die deze
sfeer mooi kon weergeven en botste tegen bovenstaande foto. In de foto wordt de
tocht naar de onderwereld geschetst en dit deed me natuurlijk meteen denken aan
het gedicht.
Herman de Coninck - Winter
Winter. Je
ziet weer de bomen
door het
bos, en dit licht
is geen
licht maar inzicht:
er is niets
nieuws
zonder de
zon.
En toch is
ook de nacht niet
uitzichtloos,
zolang er sneeuw ligt
is het
nooit volledig duister, nee,
er is de
klaarte van een soort geloof
dat het
nooit helemaal donker wordt.
Zolang er
sneeuw ligt is er hoop.
Bespreking:
Herman de
Coninck, de schrijver van dit gedicht, behoort tot de stroming van het
realisme. Dat betekent dat hij de werkelijkheid op een erg waarheidsgetrouwe
manier weergeeft. Het gedicht Winter
dateert uit 1981 en gaat, zoals de titel verklapt, over de winter. Dit is een
seizoen dat vaak een nogal negatieve connotatie krijgt en dat dikwijls
geassocieerd wordt met lage temperaturen, donkere dagen en allerlei andere narigheden.
In dit gedicht is dat echter helemaal niet het geval. Al snel wordt duidelijk
dat de schrijver een erg positief beeld heeft van de winter. In de eerste
strofe wordt dat op een bijzonder mooie manier weergegeven: waar een ‘normale’
mens kale bomen betreurt, heeft Herman de Coninck het over de
positieve gevolgen. Hij ziet geen kale bomen, maar wel licht dat volledig
doordringt en dat het bos doet schijnen. De eerste strofe wordt afgesloten met een
eveneens zeer fraaie zin: er is niets
nieuws zonder de zon. Hiermee bedoelt Herman de Coninck dat dit nieuwe
licht in de winter allerlei nieuwe dingen doet verschijnen.
In de tweede
strofe doet de schrijver ons even vermoeden dat de sfeer zal omdraaien door het
gebruik van de woorden ‘en toch’. Al snel blijkt dat dat echter niet het geval
is. Hoewel er nu ook gesproken wordt over de duisternis, gebeurt dat vooral om
het contrast met het licht in de verf te zetten. Dit licht wordt steevast
geassocieerd met winter, onder andere in de vorm van sneeuw. Hij zegt ook
letterlijk dat zolang er sneeuw ligt, er geen duisternis kan optreden en hoop
aanwezig zal blijven. Met deze positieve boodschap eindigt het gedicht.
Deze foto
is een quasi letterlijke weergave van het gedicht. Ook hier gaat het om de
winter, met de gevolgen die eraan verbonden zijn: kale bomen, de koude
sneeuw,... Toch worden - net als in het gedicht - vooral de positieve kenmerken
van de winter in de verf gezet. Het is een zeer lichte foto, dat in het gedicht
geassocieerd wordt met hoop. Ikzelf vind de winter een erg mooie en
plezierrijke periode en kan mij dus wel degelijk vinden in deze mening.
Frederik van Eeden – De Waterlelie
Ik heb de
witte water‐lelie lief,
daar die
zoo blank is en zoo stil haar kroon
uitplooit
in ’t licht.
Rijzend uit
donker‐koelen vijvergrond,
heeft zij
het licht gevonden en ontsloot
toen blij
het gouden hart.
Nu rust zij
peinzend op het watervlak
en wenscht
niet meer....
Bespreking:
Frederik
van Eeden was een lid van de Tachtigers. Zij worden weleens De Grote Vernieuwers genoemd, omdat ze
volledig komaf maakten met de toen bestaande poëzie. De tachtigers maakten gebruik
van een volledig nieuwe vorm van beeldspraak, waarvan de natuur het beginpunt
was en het visuele aspect erg belangrijk was. Dit kan zeker herkend worden in
dit gedicht, De Waterlelie.[3]
In dit
gedicht bespreekt Van Eeden een waterlelie. Hij verheerlijkt het en beschrijft
het als zijnde een erg sierlijke plant uit de even elegante natuur. Deze natuur vormt dus het
beginpunt van het gedicht en van de poëzie van de Tachtigers in het algemeen.
In de tweede strofe beschrijft Frederik Van Eeden de groei van de waterlelie op een alweer
erg elegante wijze. De waterlelie rijst langzaam naar het oppervlak en neemt
het licht tot zich. Daardoor wordt het gouden hart zichtbaar, de bloem van de
waterlelie die het summum van schoonheid voorstelt. In de laatste strofe komt
de waterlelie tot stilstand.
Een foto
van een zwaan lijkt op het eerste zicht misschien wat ver gezocht, maar toch is
er voor mij een duidelijk verband. De sierlijkheid van de waterlelie, die
doorheen het gedicht centraal staat, kan ook in een zwaan herkend worden, dat
door velen als één van de elegantste dieren wordt beschouwd.
Paul van Ostaijen - Melopee
Onder de
maan schuift de lange rivier
Over de lange
rivier schuift moede de maan
Onder de
maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Langs het
hoogriet
langs de
laagwei
schuift de
kano naar zee
schuift met
de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze
gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom
schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
Bespreking:
Het gedicht
Melopee, Grieks voor lied, is een erg opmerkelijk gedicht. Wat meteen opvalt bij
dit gedicht, is het melodieuze aspect: bij het lezen, begrijp je de titel
meteen. Het lied heeft als het ware een melodie en lijkt erg op een
slaapliedje. Waarom dat zo is, is nogal moeilijk te vatten, maar mogelijk heeft
dat te maken met de klanken die worden gebruikt. Vooral de klanken r en l, die
men ook weleens liquidae noemt, komen op regelmatige wijze terug in het
gedicht. Deze klanken geven het gedicht een nogal slaperige, bijna slome sfeer.
Als lezer kom je als het ware tot rust bij het lezen van het gedicht. Dat maakt
van het lezen ervan een erg unieke ervaring en dat is iets kenmerkends voor
Paul van Ostaijen, die vaak met de lay-out en met klanken speelt om een
bepaalde sfeer op te wekken. Ook opmerkelijk aan dit gedicht is het visuele
aspect dat op de voorgrond staat. Het beeld, van een kano dat door een rivier
stroomt, kan je je als lezer echt voorstellen. Dit komt door de nauwkeurige
beschrijving, maar ook door de rustgevende sfeer die erg mooi overkomt.
Paul van
Ostaijen hanteert een nogal gemakkelijke woordenschat, wat het erg begrijpelijk
maakt en de sfeer misschien wel nog meer versterkt. Bovendien worden heel wat
woorden herhaald, wat het gedicht een monotoon aspect bezorgt. Ook dit versterkt
de slaperige sfeer, die dus centraal staat in het gedicht.
Het gedicht
gaat over een kano dat erg langzaam door een rivier schuift. Deze rivier is een
metafoor voor Van Ostaijens leven: tijdens zijn leven beleeft hij zowel mooie
als slechte momenten (hoog- en laagriet), maar wat wel vaststaat, is dat het
leven verder gaat. De kano blijft immers verdergaan en daar staat hij volledig
onmachtig tegenover.
Dit schilderij, Canoe in Moonlight van Jo Huppler, past volgens mij perfect bij het gedicht. Niet enkel de inhoud komt overeen - een kano die richting maan vaart -, maar ook de sfeer herken ik volledig. Door de vage, ruwe lijnen ontstaat immers een rustgevende sfeer en bevindt de natuur zich in perfecte harmonie. Deze stemming komt dan ook volledig overeen met diegene die werd opgewekt toen ik Melopee las.
Paul van Ostaijen - Boem Paukeslag
Paul van Ostaijen - Boem Paukeslag
Bespreking:
Dit gedicht heb ik gekozen omwille van het enorme contrast dat er bestaat met het ander werk dat ik van Paul van Ostaijen heb besproken; Melopee. Dit contrast wordt verwezenlijkt op verschillende vlakken. Onder andere qua taal, lay-out of zelfs sfeerschepping bestaat er een zeer groot verschil.
Net als bij Melopee is er sprake van visuele kunst, maar de manier waarop dat bereikt wordt, is ook totaal verschillend. Waar dat in het gedicht Melopee gebeurde door middel van strategische woord- en klankkeuzes, gebeurt dat in Boem Paukeslag met behulp van lay-out. Het gedicht is eigenlijk al een visueel werk op zich, dat de zintuigen als het ware op alle mogelijke manieren aanvalt.
Door het gebruik van verschillende lettertypes creëert Van Ostaijen een erg chaotische en dynamische sfeer. Een groter lettertype stelt een hogere intensiteit voor en dit komt erg geslaagd over. Boem Paukeslag is een erg experimenteel gedicht en hiermee tastte Van Ostaijen de grenzen af van wat al dan niet als kunst of poëzie kan beschouwd worden. Het draait hier dus niet om de inhoud - die eigenlijk geen enkel belang heeft -, maar wel om het experiment en de ervaring bij het lezen. Paul Van Ostaijen vertoont heel wat dadaïstische trekken in zijn oeuvre. Zijn gedichten zijn namelijk erg grafisch en bevind zich vaak op het randje van absurd en volledig betekenisloos.
Deze foto heb ik gekozen om een erg eenvoudige reden. Om het cru te zeggen: het slaagt nergens op. Net als bij Boem Paukeslag draait het hier niet om de schoonheid, maar wel om de gevoelens die worden opgeroepen bij het publiek. Het grafische aspect en de chaos staan dan ook centraal. Het is dan ook zeker niet zo dat ik dit een mooie afbeelding vind, en dat geldt ook voor het gedicht Boem Paukeslag, maar ik vond het gedicht zo eigenaardig, dat het het vermelden waard was.
Dit gedicht heb ik gekozen omwille van het enorme contrast dat er bestaat met het ander werk dat ik van Paul van Ostaijen heb besproken; Melopee. Dit contrast wordt verwezenlijkt op verschillende vlakken. Onder andere qua taal, lay-out of zelfs sfeerschepping bestaat er een zeer groot verschil.
Net als bij Melopee is er sprake van visuele kunst, maar de manier waarop dat bereikt wordt, is ook totaal verschillend. Waar dat in het gedicht Melopee gebeurde door middel van strategische woord- en klankkeuzes, gebeurt dat in Boem Paukeslag met behulp van lay-out. Het gedicht is eigenlijk al een visueel werk op zich, dat de zintuigen als het ware op alle mogelijke manieren aanvalt.
Door het gebruik van verschillende lettertypes creëert Van Ostaijen een erg chaotische en dynamische sfeer. Een groter lettertype stelt een hogere intensiteit voor en dit komt erg geslaagd over. Boem Paukeslag is een erg experimenteel gedicht en hiermee tastte Van Ostaijen de grenzen af van wat al dan niet als kunst of poëzie kan beschouwd worden. Het draait hier dus niet om de inhoud - die eigenlijk geen enkel belang heeft -, maar wel om het experiment en de ervaring bij het lezen. Paul Van Ostaijen vertoont heel wat dadaïstische trekken in zijn oeuvre. Zijn gedichten zijn namelijk erg grafisch en bevind zich vaak op het randje van absurd en volledig betekenisloos.
Deze foto heb ik gekozen om een erg eenvoudige reden. Om het cru te zeggen: het slaagt nergens op. Net als bij Boem Paukeslag draait het hier niet om de schoonheid, maar wel om de gevoelens die worden opgeroepen bij het publiek. Het grafische aspect en de chaos staan dan ook centraal. Het is dan ook zeker niet zo dat ik dit een mooie afbeelding vind, en dat geldt ook voor het gedicht Boem Paukeslag, maar ik vond het gedicht zo eigenaardig, dat het het vermelden waard was.
[1] http://nl.wikipedia.org/wiki/Mystiek
[2] hhttp://nl.wikipedia.org/wiki/Vitalisme_%28literatuur%29
[3] http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/19de/literatuurgeschiedenis/lg19013.html
[2] hhttp://nl.wikipedia.org/wiki/Vitalisme_%28literatuur%29
[3] http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/19de/literatuurgeschiedenis/lg19013.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten